Kunst woordenlijst
De online woordenlijst van KunstopDoek is bedoeld om enkele van de kunstterminologieën die je op onze website vindt, uit te leggen en te belichten.
Het bevat definities, meestal met illustraties, van meer dan 400 termen, waaronder kunstenaarsgroepen en kunststromingen, technieken, media en ander kunstjargon.
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
A
Abstract: een stijl van kunstwerken die onzichtbare werkelijkheid weergeven. Concepten zoals kleur, vorm en samenstelling zijn het uitgangspunt. Niet herkenbaar beeld.
Abstraheren: het stileren van figuratieve of realistische onderwerpen op zo'n manier dat ze minder herkenbaar zijn.
Acryl verf: synthetische, sneldrogende verfsoort waarbij het pigment wordt gebonden met acrylaathars.
Afdrukken: een afdruk die wordt gemaakt door middel van eender welke methode van overdracht van het ene oppervlak naar het andere..
Afdruk oplage: het aantal exemplaren dat in één keer wordt afgedrukt en gepubliceerd.
Atmosferisch perspectief: een vorm van suggestie van ruimte. Deze wordt meestal gemaakt door de vervaging van vorm, kleur en/of textuur.
Aquarel: Kunstwerk geschilderd met aquarelverf. Aquarelverf wordt ook wel waterverf genoemd.
Aquarelverf: transparante verf bestaande uit pigment, water en Arabische gom als bindmiddel.
B
Barok: dominante stijl in de kunst en architectuur van de zeventiende eeuw. Het wordt gekenmerkt door zelfvertrouwen, dynamiek en een realistische benadering van de voorstelling.
Betekenis: de inhoud, wat de maker wil zeggen.
C
Canvas: een harde en geweven doek. Van oudsher wordt het door kunstenaars gebruikt als drager (ondergrond om op te schilderen).
Collage: kunstwerk waarin papier, foto's, stof en andere materialen zijn gerangschikt en op een dragend oppervlak zijn geplakt.
Conté: krijt in de hoekige staaf gedrukt in wit, zwart, rood en sepia.
Contrast: rangschikking van tegengestelde elementen (lichte versus donkere kleuren, ruwe versus gladde texturen, grote versus kleine vormen, etc.).
D
Decoratie: alles wat gebruikt wordt om iets aantrekkelijker of feestelijker te maken.
Diagonaal: de lijn die twee tegengestelde hoeken in een rechthoek met elkaar verbindt.
Drypoint (ets): etstechniek waarbij een scherpe naald of diamant direct ter plaatse wordt gekrast. De krassen zijn voorzien van een stiftfrees zodat de gedrukte lijnen nooit helemaal strak zijn.
E
Ecoline: gekleurde inkt.
Etsen: een grafische techniek waarbij het beeld in een metalen plaat gekrast wordt.
Expressief/Expressionistisch: een snelle, ruwe manier van werken, waarin de kunstenaar emoties uitdrukt.
Exterieur: de buitenkant van een gebouw.
F
Figuratief: kunstwerk dat is afgeleid van echte objectbronnen en dat representatief is. De term staat vaak in contrast met abstracte kunst.
Functie: doel, bestemming.
G
Gemengde media: kunstwerken die bestaan uit een combinatie van verschillende media of materialen.
Geometrisch: een stijl van werken gericht op abstracte lineaire motieven (lijnen, vierkanten, rechthoeken, cirkels, driehoeken). Ook wel genoemd: concrete of geometrische abstractie.
Kunst op Doek: Tableau I (Piet Mondriaan)
Geometrische vorm: te maken met een kompas en liniaal.
Glazuur: een glasachtige massa die na verhitting aan het substraat kleeft, bijvoorbeeld metaal.
Gouache: watergedragen verf die met behulp van vulstoffen ondoorzichtig wordt gemaakt. Een tekening met plakkaatverf wordt ook wel plakkaatverf genoemd.
Grafiek: drukwerk in de editie; ook wel genoemd: (kunst)print.
Grafische technieken: etsen, zeefdrukken, houtdruk, lithografie.
H
Halfgezicht: van opzij gezien.
Handtekening: naam of initialen die de kunstenaar na oplevering op het kunstwerk plaatst.
Harmonie: wanneer alles in balans is.
Houtgravure: een vorm van reliëfdruk, die in de voorkant van een hardhouten blok wordt gezaagd. Gedetailleerde tekening mogelijk. Ook bekend als xylografie.
Horizon: de grens tussen aarde en lucht. In een tekening ligt de horizontale lijn op ooghoogte.
Houtskool: verkoold hout dat een diepe zwarte lijn geeft. Het wordt vaak gebruikt voor een ruwe tekening of schets. Houtskool was het favoriete materiaal om mee te keken van schilders zoals bijvoorbeeld Jan Asselijn en Rembrandt.
Houtsnede: een vorm van reliëfdruk.
I
Idealiseren: het mooier maken dan het werkelijk is.
Impressionisme: beweging in de tweede helft van de 19e eeuw. Kunstenaars schilderen wat ze waarnemen, niet wat ze weten over het onderwerp. Een stijl van schilderen waarbij het beeld in een losse penseelstreek wordt weergegeven. Het verbeeldt niet zozeer de werkelijkheid, maar een tijdsgebonden persoonlijke ervaring van de kunstenaar.
Industrieel ontwerp: ontwerp dat machinaal tot stand komt, wat massaproductie mogelijk maakt. Invloeden zijn onder andere functie, techniek, gebruiker, etc.
Inhoud: waar het kunstwerk over gaat.
Installatie: kunstwerk bestaande uit meerdere met elkaar verbonden elementen in een ruimte, vaak fysiek toegankelijk.
Interieur: de binnenkant van een gebouw.
K
Kleuren
- Warme kleuren = rood, oranje, geel
- Koele kleuren = blauw, groen, paars
- Aarde kleuren = oker, sienna, bruin
Koud-warm contrast: het contrast tussen koude en warme kleuren. Het koud/warm contrast is essentieel in de suggestie van de ruimte en de suggestie van plasticiteit. Warme kleuren komen naar voren, koele kleuren maken plaats voor koele kleuren.
L
Lijnbeheer: de manier waarop de lijnen in een tekening worden gebruikt.
Litho: lithografische druk; een druktechniek waarmee een grote oplage kan worden gemaakt.
Lithografie: een vorm van een planografische prent. Een prent is meestal gemaakt van een steen waarop een afbeelding is aangebracht met inkt of krijt. Ook bekend als lithografische prent.
M
Magisch realisme: een manier om een gefantaseerde voorstelling zo natuurgetrouw weer te geven dat het lijkt alsof het is gebeurd.
Mezzotint: een vorm van vlakdruk. De drukplaat werkt met een tandwiel om een ruw oppervlak te creëren, eventueel zichtbaar in de print als grijstint.
Minimalisme/minimalisme: de stijl van het kunstwerk waarin de persoonlijke expressie op de achtergrond is en het werk draait om aspecten als geometrische vormen, ritme en eventueel kleur. De compositie is vaak eenvoudig.
Monoprint: eenmalige afdruk.
Monotype: eenmalig 'stempel' van een afbeelding die met verf of inkt op een metalen of glazen afbeelding is aangebracht.
Motief: onderwerp wordt uitgewerkt in een kunstwerk.
Multiple: een serie identieke kunstwerken. Meestal wordt een gesigneerde gelimiteerde oplage gemaakt voor de verkoop.
O
Olieverf: type verf waarin het pigment is gebonden met olie. Olieverf droogt zeer langzaam (de droogtijd is minimaal een week), waardoor kleurnuances in elkaar kunnen vloeien. Het kan zowel ondoorzichtig als transparant worden aangebracht.
Oost-Indische inkt: zwarte inkt bestaande uit roet, gom en water, die na droging waterdicht en lichtecht is.
Organische vorm: gegroeid, sierlijk, gebogen.
Overlap: manier om ruimte te suggereren. Delen van vormen zijn niet zichtbaar omdat er andere vormen voor hen staan.
P
Panel: en ondergrond voor een schilderij, bijvoorbeeld van hout of kunststof, waarop men schildert.
Pastel: tekening van krijt bestaande uit pigment, gom en pijpklei (een kalkhoudende klei). De toevoeging van de pijpklei geeft de pastelkleuren een zachte tint. Pastel blijft als het ware 'op' het papier staan en moet worden gefixeerd.
Perspectief: representatie van objecten in de driedimensionale ruimte op het platte oppervlak.
Piëzoprint: digitale print gemaakt met behulp van een inkjettechniek.
Pigment: kleurstof.
Plasticiteit: driedimensionaliteit suggereert op een plat oppervlak.
Poseren: zittend, liggend of staand voor een te portretteren kunstenaar..
Primaire kleuren: rood - geel - blauw.
R
Realisme: vormen van kunst die de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk weergeven. Altijd figuratief.
Realistisch: een stijl van kunst waarin de werkelijkheid het uitgangspunt is. Ook wel naturalistisch genoemd.
Reliëf: een plat kunstwerk dat een voelbare dieptewerking heeft. Het is iets tussen schilderij en object. Een driedimensionaal werk, waarbij de vormen aan een oppervlak zijn bevestigd en/of eruit steken.
Reliëfdruk: verzamelnaam voor druktechnieken waarbij het te drukken beeld rechtop blijft staan als een stempel. Bijvoorbeeld in het geval van een houtsnede.
Repoussoir: een object langs de rechter- of linkervoorgrond van een tweedimensionaal kunstwerk. Het leidt het oog van de toeschouwer naar de compositie door de rand van de compositie in een bracketing (inlijsten) te plaatsen.
Rotatiediepdruk: een verzamelnaam voor die druktechnieken waarbij het beeld diep in de plaat ligt. Bijvoorbeeld etsen of graveren.
Ruimte/suggestie: de indruk van ruimte. Het lijkt alsof er diepte is terwijl het beeld vlak is (zie ook perspectief).
S
Samenstelling: het contrast tussen koude en warme kleuren. Het koud/warm contrast is essentieel in de suggestie van de ruimte en de suggestie van plasticiteit. Warme kleuren komen naar voren, koele kleuren maken plaats voor koele kleuren.
Sepia: verdunde inktvisinkt, bruingrijs van kleur.
Sienna: ood/bruine kleur.
Schilderij: werk gemaakt van verf en eventueel andere materialen, meestal op doek of paneel.
Sjabloon: uitgesneden vorm.
Stilleven: een verzameling van roerloze dingen, planten of dieren, meestal geplaatst in een bepaalde compositie.
Stilzetten: vereenvoudiging van een vorm.
Stijl: een bepaalde manier van vormgeven.
Surrealisme: beweging in de 20e eeuw, die het onderbewuste probeert te verbeelden en realiteit, droom en fantasie met elkaar vermengt.
Surrealistisch: een realistische manier van werken waarbij het afgebeelde onderwerp in werkelijkheid niet kan bestaan. Het is vaak gebaseerd op het onbewuste, zoals associaties, hallucinaties en dromen.
Symbolisch: het kunstwerk betekent meer dan je kunt zien. Of betekent iets anders dan wat je ziet.
T
Tempera: een matte, ondoorzichtige, sneldrogende verf. Het pigment wordt gebonden met kaasstof (caseïne tempera) of eiwit of eigeel (eitempera).
Textuur: het oppervlak van een stof, een schilderij, een verfhuid.
Tweeluik: an artwork consisting of two parts, usually two paintings.
U
Uitzichtpunt: punt van waaruit iets werd bekeken.
V
Vanitas: Vanitas is afkomstig uit het latijn en staat in de kunst voor ijdelheid en leegheid. Kunstenaars beelden dit onder andere uit door schedels, gedoofde kaarsen, omgevallen glazen en verwelkte bloemen. Allemaal objecten die in de kunst symbool staan voor de zinloosheid van het aardse.
Verdwijningspunt: in het lijnperspectief, het punt aan de horizon waar twee lijnen elkaar ontmoeten.
Vernis: harsoplossing die over een schilderij kan worden aangebracht om het te beschermen tegen vuil.
Vogelperspectief: vanuit een zeer hoog standpunt naar het onderwerp kijken.
Volledig gezicht: van voren gezien.
W
Wassen: het bewerken van een tekening met sterk verdunde Oost-Indische inkt, vaak om schaduwen weer te geven.
Z
Zeefdruk: vlakke druktechniek (grafisch), waarbij (druk)inkt via een zeef op een vel papier wordt aangebracht.
Zelfportret: en portret dat de kunstenaar van zichzelf maakt.